Op 15 september is de belastingplan voor 2021 gepresenteerd door de regering.
In het kort de voornaamste wijzigingen.

Overdrachtsbelasting

Er wordt een gedifferentieerde overdrachtsbelasting voorgesteld per 1 januari 2021. Hierbij worden starters vrijgesteld van overdrachtsbelasting en krijgen beleggers vanaf de derde woning met een hoger tarief te maken. Het doel is om de positie van starters op de woningmarkt te verbeteren, omdat beleggers starters in steden vaak te vlug af zijn. Daardoor is het voor hen steeds moeilijker om een woning te kopen.

Vrijstelling

Het betreft een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor het kopen van een woning door een meerderjarig natuurlijk persoon die nog niet de leeftijd van 35 bereikt heeft. Een aanvullende eis is dat voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde overdrachtsbelastingtarief van 2% de verkrijger moet verklaren dat hij de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken.

De werkkostenregeling (WKR)

De werkkostenregeling (WKR) is de regeling in de loonbelasting voor de behandeling van vergoedingen en verstrekkingen die door de werkgever aan de werknemer worden gegeven in het kader van de dienstbetrekking. Via de vrije ruimte van de WKR kunnen werkgevers vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen zelf bepalen in welke mate en voor welke vergoedingen en verstrekkingen zij de vrije ruimte willen gebruiken.

Sinds 1 januari 2020 bedraagt de vrije ruimte per werkgever 1,7 procent van de fiscale loonsom tot en met €400.000 plus 1,2% van het restant van de loonsom. In tijden van de coronacrisis is goedgekeurd dat voor het jaar 2020 wordt uitgegaan van een vrije ruimte die voor de eerste €400.000 van de fiscale loonsom 3% is. Dat biedt mogelijkheden aan werkgevers om hun werknemers in de moeilijke coronatijd tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een cadeaubon.

In het Belastingplan wordt voorgesteld om het percentage van 1,2% per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%. De middelen die als gevolg van deze verlaging vrijkomen, worden aangewend ter dekking van de voorgestelde verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten (hierover later in dit document meer). De verlaging naar 1,18% is, in tegenstelling tot de eerder genoemde verhoging, geen tijdelijke maatregel.

Box 3

De vermogensrendementsheffing in box 3 wordt aangepast, zodat met ingang van 2021 de belastingdruk op kleinere vermogens in box 3 daalt. Het heffingsvrije vermogen wordt verhoogd van momenteel €30.846 naar €50.000. Voor partners wordt het heffingsvrije vermogen met ingang van 1 januari 2021 verhoogd van €61.692 naar €100.000. De schijfgrenzen worden daarnaast opnieuw vastgesteld, waarbij de 2e schijf begint bij een box 3 vermogen van €100.000 en de 3e schijf bij een vermogen van €1.000.000. Als gevolg van de verhoging van het heffingsvrije vermogen, daalt het aantal belastingplichtigen dat belasting betaalt over inkomen in box 3 met ongeveer 900.000. Om dit pakket deels te dekken, wordt het belastingtarief in box 3 verhoogd naar 31%

Vennootschapsbelasting (VPB)

Het lage vennootschapsbelastingtarief is per 1 januari 2020 verlaagd van 19 naar 16,5 procent en het hoge vennootschapsbelastingtarief is op 25 procent gebleven. Per 1 januari 2021 is wettelijk voorzien in een verlaging van het hoge vennootschapsbelastingtarief van 25 procent naar 21,7 procent en van het lage vennootschapsbelastingtarief van 16,5 procent naar 15 procent.

Bij de augustusbesluitvorming is besloten om af te zien van de verlaging van het hoge vennootschapsbelastingtarief per 1 januari 2021, zodat het hoge vennootschapsbelastingtarief 25 procent blijft en het lage vennootschapsbelastingtarief van 16,5 procent naar 15 procent gaat. Ook wordt er in het Belastingplan voorgesteld de eerste tariefschijf, waar vanaf 2021 het lage vennootschapsbelastingtarief van 15 procent op van toepassing is, te verlengen naar €245.000 in 2021 en €395.000 in 2022.

Zelfstandigenaftrek versneld afbouwen

In het Belastingplan 2020 was de afbouw van de zelfstandigenaftrek al opgenomen. Hiermee wil de wetgever het verschil in fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen verkleinen. De afbouw is zo vormgegeven dat de zelfstandigenaftrek met ingang van 2020 in acht stappen van €250 en één stap van €280 wordt afgebouwd naar €5.000 in 2028.

Wat staat hier tegenover? Dat is een verhoging van de arbeidskorting in zowel 2020 als 2021 met €106 euro en in 2022 met €73 euro. Hiervan profiteren zelfstandigen én werknemers. Om de lasten incidenteel in 2021 te verlichten, wordt voorgesteld om de verhoging van de arbeidskorting uit 2022 al in 2021 in te voeren. Tegelijkertijd kan dan in 2021 de zelfstandigenaftrek met een extra €110 euro worden afgebouwd (in totaal €360), zonder dat dit in 2021 tot negatieve inkomenseffecten leidt voor het grootste deel van de zelfstandigen.

Ook wordt er voorgesteld om de afbouw van de zelfstandigenaftrek te versnellen. Per 1 januari 2021 zou de zelfstandigenaftrek van op dat moment €7.030 tot en met 2027 worden verlaagd met €360 per jaar (in plaats van €250 per jaar) en per 1 januari 2028 met €390 (in plaats van €280). Daarna wordt de verlaging €110 per jaar, tot uiteindelijk €3.240 in 2036.

Baangerelateerde investeringskorting (BIK)

De BIK laat ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021 als crisismaatregel.

Vrijstelling scholingskosten

Er is op dit moment al een gerichte vrijstelling voor vergoedingen en verstrekkingen uit arbeid die worden gebruikt voor kwalificerende scholing. Dit gaat over tegenwoordige arbeid, oftewel een lopend arbeidscontract. Als een werknemer binnen de voorwaarden voor gerichte vrijstelling scholing volgt, dan is hierover geen loonheffing verschuldigd. Op basis van de huidige bepaling in de Wet LB 1964 kan een werkgever voor een ex-werknemer in de regel geen gebruik maken van de gerichte vrijstelling voor scholing

Door de huidige crisis is het belang van scholing nog verder gegroeid. Het kabinet stelt daarom voor om de gerichte vrijstelling voor scholing ook te laten gelden bij vergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van scholing die voortvloeien uit vroegere arbeid, oftewel de werknemer die uit dienst is.

De verruiming van de vrijstelling geldt als werkgevers aan werknemers, als onderdeel van bijvoorbeeld een sociaal plan, scholingskosten willen vergoeden en de huidige gerichte vrijstelling voor scholing niet toereikend is.

Fiscale Coronareserve

Een van de fiscale maatregelen die in het kader van de coronacrisis is genomen, is de fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting. De fiscale coronareserve heeft als doel om de liquiditeitspositie van belastingplichtigen vervroegd te verbeteren. Bij het bepalen van de genoten winst van 2019 kan een fiscale coronareserve worden gevormd voor het gehele of gedeeltelijke ‘coronagerelateerde verlies’ dat zich naar verwachting in 2020 voordoet. De fiscale coronareserve mag niet groter zijn dan de winst van 2019.